Reportage in Trend magazine!

22 december 2021

Harlingen
als aardewerken bakermat

De Harlinger Aardewerk- en Tegelfabriek heeft tegenwoordig een
winkel en showroom in de binnenstad en een werkplaats en
magazijn even buiten de stad. Rikus Oswald, de tweede generatie
aardewerkfabrikanten, leidt er een team van twaalf mensen.
“Op ons hoogtepunt waren we met zijn vijfentwintigen, op het dieptepunt
met zijn zevenen. Wij zijn als tegelleverancier uiteraard gevoelig voor het wel
en wee van de bouwsector, en als serviesgoedleverancier voor dat van het
toerisme en het huishouden, maar sinds enkele jaren zit de afzet weer goed
in de lift. Mijn probleem is niet opdrachten binnenhalen maar voldoende
mensen vinden om die op te leiden tot vormer, glazuurder of schilder. Het
duurt minimaal drie jaar eer je volledig bent opgeleid en je wordt pas goed in
de jaren daarna. Dit vak moet je dus niet alleen leuk vinden, het moet vooral
je passie worden. Dat is echt niet iedereen gegeven.”
Bewijzen van een roemrijk verleden
Alles begon met de aankoop van een woning uit de vroeg zeventiende eeuw
waar Henk en Maaike Oswald oude keramieken tegels ontdekten achter
wanden en in kelders. Bij opgravingen stuitte de familie ook al snel op
scherven en andere resten van eeuwenoude tegels en aardewerk
– de bewijzen van een roemrijk verleden, waarin diverse pottenbakkerijen
aardewerk produceerden dat kleurrijk was beschilderd op een witte
ondergrond van tinglazuur. Hun enthousiasme leidde in 1972 tot de opening
van een werkplaats, de eerste sinds die van Van Hulst in 1933 de deuren
had gesloten, en tot niet aflatend historisch onderzoek. Vanaf 1598 werd het
Harlinger majolica verkocht op de binnenlandse markt maar evengoed op de
buitenlandse. Schepen brachten de tegels tot in Bremen, Hamburg, Danzig
en zelfs zo ver als Talin en Riga en Sint Petersburg. “Toen mijn ouders het
paleis van de Tsaren in Leningrad bezochten zagen ze hun eigen tegels op
de muren,” vertelt Rikus, niet zonder trots. “Daarmee was Harlingen eerder en
succesvoller op de wereldmarkt dan de concurrentie in Delft, maar Delft kreeg
de reputatie en toen nagenoeg alle fabrikanten van tinglazuuraardewerk enkel
nog in het blauw gingen schilderen – onder invloed van het geïmporteerde
Chinese porselein – verleende Delft er ook zijn naam aan.”
Geestelijke opvolgers
In de negentiende eeuw kwam de klad in de handel. “Vanuit Engeland
overstroomde machinaal geproduceerd aardewerk de markt. De ateliers in
Harlingen konden maar twee dingen doen: óók mechaniseren of sluiten.
Majolica is het meest kleurrijke en mooiste aardewerk dat het zeventiendeeeuwse Europa heeft voortgebracht. In Nederland evolueerde het tot Delfts
Blauw. Dat zien we nog volop in de winkels maar het is bijna altijd machinaal
vervaardigd knip- en plakwerk. De enige fabriek waar nog werkelijk volgens
het eeuwenoude ambacht majolica wordt gemaakt staat in Harlingen.

De meeste deden het laatste,” zegt Rikus Oswald. “Een enkeling hield het
vol, zoals Van Hulst. Hij had het geluk dat architect Cuypers graag met hem
samenwerkte. Zijn tegels in Jugendstil zijn te vinden op het Centraal Station
van Amsterdam, in slot Haarzuylen en het Rijksmuseum. Maar tijdens de
crisis van de jaren dertig moest hij toch de deuren sluiten, door gebrek
aan opvolging. Hij had geen zonen meer en een dochter mocht de zaak
niet overnemen. Zijn kleindochter beschouwt ons echter als zijn geestelijke
opvolgers en heeft ons heel het archief aan werktekeningen geschonken.”
Vijfduizend tekeningen
Het vakmanschap en de traditie van Harlingen zijn tussen 1933 en 1972
uitgegumd, maar met veel doorzettingsvermogen hebben Henk en Maaike
Oswald gewerkt aan de wederopstanding ervan. Het begon met scherven
maar ook met vijfduizend tekeningen die Henk op de zolder van het Harlinger
museum ontdekte. Het ging verder met de tegels die zijn zoon in Duitse
woningen zag, keramiek dat zó duurzaam was vervaardigd dat het na
honderd jaar of langer nog op schouwen, vloeren en muren zat alsof het
er gisteren gelegd was. “We worden al jaren betrokken bij restauratiewerk,
zoals dat van het oudste huis in Ost-Friesland, maar ook steeds meer bij
nieuwbouwprojecten. In het hogere marktsegment zijn er architecten en
interieurontwerpers actief met opdrachtgevers die het geld en vooral de tijd
hebben om een order bij ons te plaatsen. Want tussen een aanvraag en het
eerste monster zit al minimaal drie weken en handwerk is nooit goedkoop.
Je betaalt niet die paar euro die een fabrieksarbeider in het Verre Oosten
krijgt maar het arbeidsloon van een Nederlandse ambachtsman. Daar staat
tegenover dat het authentiek handwerk is en bijzonder duurzaam. Een tijdje
terug vroeg een architect me of ik vijf jaar garantie durfde geven. Ik kon mijn
lachen niet houden. ‘Meneer, vijfentwíntig jaar lijkt me beter in ons geval.’”
Elke kleur, elk decor
In ruil voor een eerlijke prijs biedt de Harlinger Aardewerkfabriek zijn
opdrachtgevers bovendien een onbeperkte keuze.
Harlingen was eerder en
succesvoller op de wereldmarkt
dan de concurrentie in Delft, maar
Delft kreeg de reputatie
In het hogere marktsegment zijn er
architecten en interieurontwerpers
met opdrachtgevers die het geld
en vooral de tijd hebben om een
order bij ons te plaatsen

“Ga naar een ander en die zal niet alleen géén handwerk leveren en géén
majolica maken maar ook bij hoog en bij laag beweren dat het tegelwerk
enkel in blauw kan worden uitgevoerd. Dat is onzin. In de zeventiende eeuw
konden we in alle kleuren werken, in groen evengoed als in zwart, en dat
kunnen we nu nog altijd. Wij kunnen ook elk decor leveren, een exotisch
evengoed als een eigentijds. We hebben ons bovendien een techniek eigen
gemaakt – sgrafitto- waarin we met een heel fijn mesje in de geschilderde
laag kerven, zodat we nog mooier kunnen decoreren. En omdat we zoveel
keuze bieden, in kleuren en decors, trekken we steeds meer interieurdesigners
aan. ‘Ik ga weer eens naar de snoepwinkel’, heb ik een van hen eens horen
zeggen, zó plezierig vond hij het hier een dag te kunnen rondkijken.”
Langs de oude handelsroute
Rikus Oswald en zijn mensen moeten het van de export hebben en niet van
de binnenlandse markt. “We verkopen het meeste in Noord-Duitsland, langs
de oude handelsroute vanuit Harlingen. In steden als Bremen, Hamburg
en Oldenburg zijn ook winkels die ons serviesgoed verkopen. ‘Op één
voorwaarde,’ zeggen die dealers dan, ‘dat het puur handwerk is, want daar
heb ik een markt voor.’ Duitsers zijn bereid een goede prijs te betalen voor
kwaliteit, Nederlanders niet meer. Wij zijn gewend geraakt aan goedkope
import uit China, rommel die we om de drie jaar vervangen. Die houding is
gelukkig langzaam aan het veranderen. Ik heb de voorbije twee jaar een
aantal koffie- en theespeciaalzaken als dealer gekregen, winkeliers die ons
uit eigen initiatief benaderd hebben, omdat ze iets speciaals zochten en dat
bij ons vonden. Serviesgoed van ons is een heel stuk duurder dan industrieel
werk, maar dan bied je de consument ook iets unieks. Je winkel heeft iets dat
nergens anders te krijgen is. Ook in de Verenigde Staten is er een grote markt
voor onze producten en in Scandinavië begint ze langzaam van de grond te
komen. Maar vooral zonder onze stabiele afzet in Duitsland zouden wij de
grote crisis in de bouw, zoals die na 2008 begon, niet overleefd hebben.
We moesten toen inkrimpen, maar vaklieden kwijtraken is een aderlating,
want ons echte kapitaal is van menselijke aard. En als je ze weer nodig hebt
zijn ze elders onderdak.”
Groeien of klein blijven
Vijf jaar lang was Rikus Oswald profvoetballer, bij FC Groningen en FC
Veendam, en van opleiding is hij leraar lichamelijke opvoeding. Maar in de
vakanties werkte hij bij zijn vader en toen zijn voetbalcarrière vroegtijdig
ten einde kwam, kwam hij volledig in het familiebedrijf. In 2005 nam hij de
aandelen over. Tussendoor studeerde hij bedrijfskunde om de fabriek optimaal
te kunnen leiden. Zijn scriptie ging over de vraag of een ambachtelijk bedrijf
als het zijne het beste kon groeien of klein blijven. Tegelijk ontwikkelde hij
zich al doende zelf tot vakman. “De liefde voor de majolica is me
met de paplepel ingegoten, en er zijn ook geheimen die ik van mijn vader
heb overgenomen. Het grootste daarvan is de receptuur voor ons glazuur.
Die maak ik nog steeds zelf. Ze is exact dezelfde die vierhonderd jaar geleden
hier ontwikkeld werd en sindsdien doorgegeven van vader op zoon.”
Uitgummen is wat er veertig jaar lang, tussen 1933 en 1972, met de
geschiedenis van het majolica in Harlingen is gebeurd. De familie Oswald
heeft in de vijftig jaar nadien die historie weer zichtbaar gemaakt. Het is alsof
Henk, Maaike en Rikus Oswald met een pennetje over een kraslot hebben
geschraapt. Wat tevoorschijn kwam is een getal dat we in alle opzichten
uitsluitend als ‘winnend’ kunnen beschouwen.