Mooi artikel in Métier Magazine!

19 mei 2022

Métier Magazine heeft ons benaderd voor een prachtig artikel over de geschiedenis van de Majolica.  Hieronder lees je het artikel met ondersteunend beeldmateriaal van ons!

Majolica, geliefd in alle windstreken.

Het type aardewerk dat door toepassing van de decoratieve majolicatechniek ontstaat, wordt
majolica genoemd. Schotelgoed, tegels, vazen en tal van andere voorwerpen zijn eeuwenlang,
op uiteenlopende plekken in de wereld, op deze manier vervaardigd. Afhankelijk van de
gebruikte kleisoort, toegepaste glazuurbewerking, type beschildering, oventemperatuur en
de per land of streek verschillende tradities, bestond in deze techniek uitgevoerde keramiek
in vele varianten. Om een uit klei bestaande vorm te kunnen beschilderen moet deze na
het bakken waterdicht zijn. Een niet optimale soort klei blijft poreus omdat hij niet op hoge
temperatuur kan worden gebakken. Om waterdicht te worden is een glazuurlaag nodig. Het
gebruik van een glazuurlaag is dus uit nood ontstaan, maar bood tegelijkertijd mogelijkheden
tot beschildering. Het eindproduct van leem of klei dat afhankelijk van de bewerking
aardewerk, steengoed of porselein genoemd wordt, valt onder de verzamelnaam ‘keramiek’.
Alle soorten krijgen na het eerste bakproces dezelfde naam: biscuit.

Moorse pottenbakkers
In het Midden-Oosten dateert het gebruik van
tinglazuur ongeveer uit de periode tussen 1000-
600 v.Chr. Tinglazuur lijkt op een soort witte pap en
bestaat uit onder meer tin-as, kwarts, zand en soda.
Daarmee behandelde kleivormen worden na het
bakproces ondoorzichtig en witglanzend. De vervolgens
aangebrachte beschilderingen zijn helder van kleur en
van hoge kwaliteit, de belangrijkste reden waarom de
techniek zo wijdverspreid en geliefd is geraakt.
De Egyptische, Noord-Afrikaanse en Spaanse
veroveringen van de Arabieren tussen de 6e en 14e
eeuw hebben daarin een grote rol gespeeld: behalve de
verbreiding van de islam, zorgden ze in de veroverde
gebieden ook voor een kennismaking met de verfijnde
islamitische kunst en architectuur. In Spanje leidde dat
tot de productie van keramisch werk van ongekende
kwaliteit dat in eerste instantie door van origine
Moorse pottenbakkers werd gemaakt. Door de Moorse
heerschappij (begin 8e tot eind 15e eeuw) was de
Arabische invloed op het dagelijkse Spaanse leven root.
Het 14e-eeuwse Alhambra en de paleizen van
de Moorse, islamitische koningen in Granada zijn nog
steeds overtuigende voorbeelden hiervan. Het kon
uiteraard niet uitblijven dat de oorspronkelijke bewoners
het procedé overnamen. Vanaf het midden van de 13e
eeuw gingen ze keramiek exporteren naar Italië. In de
15e eeuw bereikte hun aardewerk- en tegelproductie een
hoogtepunt.

Italiaanse productie
Italië bleek zeer geïnteresseerd in de kleurrijke keramiek
die de naam ‘maiolica’ of ‘majolica’ kreeg, een verbastering
van Mallorca, waar de overslag van Spanje naar Italië
plaatsvond. De lokale pottenbakkers gingen het proces
imiteren en aanpassen aan eigen inventiviteit. Dat deden
ze op een voortreffelijke manier, vooral in Noord- en
Midden-Italië bereikten ze een hoge graad van perfectie.
Grote steden stimuleerden de aardewerkproductie door
het toekennen van belastingvoordelen en het instellen
van monopolierechten. Het hoogtepunt van artistieke
kwaliteit in Midden-Italië lag in de renaissance, late 15e
en vroege 16e eeuw.

Het tijdrovende proces verliep in grote lijnen als
volgt: men bakte de uit rivierklei of andersoortige klei
samengestelde vormen in een houtoven en bedekte ze
vervolgens met tinglazuur. Op die manier ontstond een
ondoorzichtige witte ondergrond. Na droging volgde het
beschilderen met dunne glaslagen van gesmolten zand
dat metaaloxiden bevatte. Dat gebeurde met behulp
van een tekening (spons geheten) met doorgeprikte
contourlijnen. De spons werd op de al met glazuur
behandelde, maar nog iets vochtige, vorm gelegd. Na
het met houtskoolpoeder bestuiven van de tekening en
deze vervolgens weg te halen, kwamen de stippellijnen
tevoorschijn.
Tenslotte werden met een dun trekpenseel lijnen
getrokken en volgde het bewerken met glazuur waaraan
een metaaloxide was toegevoegd. Door het nogmaals
bakken op een hogere temperatuur, waardoor tinglazuur
en metaaloxiden met elkaar versmolten, ontstonden
fraaie, fel glanzende kleuren. Van de fameuze Della
Robbia familie in Florence zijn in musea en kerken nog
altijd prachtige voorbeelden te zien.

Verdere verspreiding
Ook in ons land kwam de majolicaproductie van de grond.
Uit archeologische vondsten is gebleken dat er tussen
1250 en 1500 ontzettend veel pottenbakkersateliers
bestonden. Huishoudens haalden er hun onbeschilderde
schotelgoed, kannen, kruiken en potten. Het moeten
ongelooflijke hoeveelheden zijn geweest, gezien de vele,
in de loop van de tijd opgegraven restanten.
Begin 16e eeuw verspreidde de productie van
tingeglazuurd aardewerk zich verder over Europa.
In die tijd groeide Antwerpen uit tot een welvarende
havenstad en ontpopte zich tot een middelpunt van
wetenschap en cultuur. Daardoor aangetrokken,
vestigden Italiaanse pottenbakkers zich in de stad en
maakten er hun veelkleurige tegels met ornamentele
patronen in heldergeel, oranje, groen, paars en blauw.
Na de val van Antwerpen in 1585 trokken vele
vluchtelingen, waaronder getalenteerde pottenbakkers,
naar de Republiek. Gaandeweg ontstonden er ateliers in
onder meer Delft, Dordrecht, Haarlem, Gouda, Utrecht,
Rotterdam, Enkhuizen en Hoorn. In Friesland waren
dat Makkum en Bolsward, maar Harlingen stond het
hoogst aangeschreven. Vanaf 1598 waren daar al vier
werkplaatsen voor gebruiksgoed en tegels. De zeeklei
lag letterlijk voorhanden en er werd ijverig gebruik van
gemaakt. Tegels dienden water en vocht in de woningen
tegen te houden door wanden en vloeren te bedekken.
Met betegelde schouwen probeerde men brand te
vermijden en bovendien hielden de tegels de warmte
een beetje vast. Fraaie tegeltableaus waren weliswaar
kostbaar, maar bijzonder in trek wanneer men het zich
kon veroorloven.

Delfts Blauw
Toen de VOC begin 17e eeuw handelstochten naar verre
oorden ondernam, brachten de schippers bij terugkomst
uiteenlopende waren mee. Daartoe behoorde het
Chinees porselein, dat bijzonder in de smaak bleek te
vallen bij de betere kringen.
Reden voor Delftse potten en plateelbakkers dit te imiteren. Het belangrijkste bestanddeel, kaolien (zuivere, witte, primaire klei met
een hoog krimppercentage), ontbrak helaas en het
zag ernaar uit dat het absoluut niet na te maken was.
Antwerpse majolicabakkers schoten echter te hulp en
na vele proeven met tinglazuur lukte het een steeds
witter, verfijnder en dunner keramiek te produceren.
Een geweldig resultaat, en de makers gingen zich
porseleinbakkers noemen. Onterecht, want pas in 1709
werd er voor het eerst Europees porselein gemaakt, in
Duitsland.
Het wereldberoemde Delfts Blauw aardewerk is
hieruit ontstaan. Omdat het witte Chinese porselein
bijzonder karakteristiek was door de subtiele blauwe
beschildering, gingen Delftse pottenbakkers dit nadoen.
Van omstreeks 1640 tot 1800 is het Chinese porselein
op een ongeëvenaarde manier in Delft geïmiteerd. De
blauwe tekening was aanvankelijk een imitatie van
Chinese taferelen, maar in de loop van de tijd kwamen
er typische eigen voorstellingen tevoorschijn.
Ook kwam er een productie van blauw beschilderde witte
tegels op gang, naast de al bestaande veelkleurige
exemplaren. Het zogenaamde Delfts Blauwe aardewerk
is wereldberoemd geworden en was en is een geweldig
exportproduct.
De meeste ateliers verdwenen tegen het eind van de 17e
eeuw. In de jaren 30 van de 19e eeuw was de concurrentie
van goedkope import dermate toegenomen dat er niet
tegenop te werken viel. Voor de industrietegels uit
Duitsland en Engeland gold hetzelfde. Niettemin ging
in sommige steden in ons land de majolicaproductie tot
ver in de 19e eeuw door.

Vakmanschap
Bijzonder verheugend is dat in 1972 de Harlinger
Aardewerk- en Tegelfabriek, een authentiek
familiebedrijf, de vier eeuwen oude draad weer
opgepakt heeft. Harlingen kende maar liefst
vier aardewerkfabrieken, waarvan de eerste, de
‘Gleybackery’ van Steffen Gunter de Olde, uit 1598
dateert. Bij opgravingen ter plaatse werd in 1987
aardewerk gevonden met het jaartal 1614, het oudste
ooit in Friesland gevonden majolica. De huidige fabriek
gebruikt uitsluitend de historisch gereconstrueerde
receptuur en alle tingeglazuurde producten worden met
de hand gemaakt. Daarvoor is, behalve voor het ambacht
op zich, een wereldwijd toenemende belangstelling:
in het interieur van een restaurant in Manhattan zijn
Harlinger tegels verwerkt en in Denemarken krijgt het
11e-eeuwse kasteel Nyborg handgemaakte exemplaren.
Dit zijn slechts twee voorbeelden, ook in Amerika weten
ze waar Harlingen ligt.
Met dank aan de Harlinger Aardewerk- en Tegelfabriek
voor de foto’s. Op YouTube is de bedrijfsfilm ‘Harlinger
Aaardewerk- en Tegelfabriek’ te zien.